Verval - Manna Mulder
De laatste tijd valt mij op dat allerlei mensen die ik vanuit mijn jeugd ken, maar niet tot mijn persoonlijke vriendenkring behoren, ineens sterk verouderen. Het betreft leeftijdgenoten of net iets ouder. Het is als een afgevallen herfstblad dat je mee naar huis neemt omdat het zo mooi gekleurd is; na een paar dagen is het verschrompeld en verdroogd. Als je het oppakt, breekt het. Eigenlijk verkort een weergave van een periode in het leven tussen pakweg vijfveertig en zeventig jaar. Precies die periode waarin ik nu zit. Een periode van verval.
Alles gaat zakken, kraken, hangen.
Bij de een meer dan bij een ander. Afhankelijk van genen, omgeving en gebeurtenissen in ieders persoonlijk leven. En toch, los daarvan, ontkomt niemand er aan. En dat zie ik. Zoals bij een kennis die ik onlangs ontmoette. Ooit een prachtige, goedverzorgde vrouw. Ik had haar lang niet gezien en de aanblik van haar verschijning deed mijn ogen pijn en boezemde mij bijna angst in. Hoe krampachtig zij vasthield aan haar natuurlijke ooit jonge, frisse uiterlijk. Goddank zonder Botox, maar wel met een immens (kunst?) gebit dat zo breed was dat bijna haar mond niet meer sloot. Het haar was volledig dood-geverfd. Het hing als rechte stugge draden langs haar hoofd, het brokkelde bijna af als je er naar keek. Een griezelige verschijning, waar doorheen ik nog maar net de bijzondere vrouw kon zien die zij ooit was.Sinds kort eet ik wel eens in een soort buurtrestaurant dat gerund wordt door allerlei vrouwen uit de mij omliggende straten. Onder andere als vrijwilligster in de bediening. Het is aandoenlijk om te zien. Je ziet ze helemaal opgefleurd in hun rol als serveerster (met een keurig schortje voor), wat misschien heel oneerbiedig klinkt. Ze spelen een soort van ‘restaurantje’, nu hun taak als psychologe, lerares, advocate enz. er vanwege de pensioengerechtigde leeftijd op zit. En ze glimmen.
Ze zijn lief.
Het zijn oude-re meisjes. Ze koken heerlijk en voor een klein bedrag kun je daarvan meegenieten. De mee-eter, een raar woord dat in deze context een heel andere betekenis heeft dan in de tijd dat zij/wij de adolescente leeftijd deelden, geniet ook. Er ontstaat een sfeer van vroeger, herkenbaar. Het is de vooravond van het elkaar gaan ontvallen. Evenals bij de wel veel intiemere vriendschappen van veertig, soms wel vijftig jaar al. Alle decorum verandert. Kwalen worden besproken, en in vrouwengezelschap is ook het een en ander al gepasseerd; de belevenissen van kleine naar grote kinderen, van menstruatieklachten via overgangsklachten met opvliegers en nachtelijk zweten, naar haarkleuring, haaruitval, snor-en baardgroei en versleten gewrichten van knieën, polsen, handen en heupen. Sommigen proberen nog volop deze fase te bestrijden met zang en dans, wandelen met vriendinnengroepen (waarbij de stemhoogte door de groepssamenstelling soms wel met een halve octaaf stijgt). Soms ook leesclubjes of toneel passe partouts.Ik onttrek me aan het meeste, ben teveel op mezelf. Geraakt of van nature. Ik hou niet van al die feestelijkheden, het geeft me meestal een ongemakkelijk gevoel. Tegelijk mis ik daardoor soms essentiële zaken in de omgang en neem ik het niet altijd even nauw, zoals bijvoorbeeld met uiterlijkheden. Het maakt me slordig.
En zo zit ik nu, wachtend in de garage op mijn auto die straks weer met zijn ‘winterjas’ naar mij toe komt. Zoals ik destijds wachtte op de kinderen totdat ze uit school kwamen. Jaar, na jaar, na jaar. En ineens bedenk ik me doordat té veel alleen zijn, dat ik mijn flosdraadjes en vieze papieren zakdoekje in de deursteun naast me heb laten liggen. Terwijl ik me had voorgenomen het weg te gooien om de reparateur er niet op te vergasten. Een bewijs dat een bepaalde teloorgang zich al van mij meester gemaakt heeft.